Een kind verliezen

Afgelopen weekend was het ruim dertig jaar geleden dat de Nederlandse Maarten Visser verdween in Chili. Het was december 1985 en de Rotterdamse Maarten was toen 18 jaar, net klaar met school en bezig met zijn toekomst. Voordat hij die toekomst echt vorm zou gaan geven besloot hij eerst nog een reis te maken in Zuid-Amerika. Van een wandeling op de vulkaan Mount Osorno, zou hij nooit terugkeren. En tot op de dag van vandaag weet de familie van Maarten niet wat er gebeurd is. Er is nooit wat teruggevonden, aanwijzingen leidden tot niets, het is alsof ze in een zwart gat staren, zonder einde. En toch met een sprankje hoop, want met het niet zeker weten blijft er ook een martelend soort hoop.

Waarom deze introductie en wat heeft dit onderwerp met mediation te maken? Op het moment dat ik dit schrijf kan ik Mount Osorno op sommige momenten zien. Een statige symmetrische en typische vulkaan die het landschap bepaalt. Ik ben in Chili, bij mijn broer die daar woont en werkt. Een van de vorige keren dat ik hier was wandelden we samen op de vulkaan. En stonden stil bij het herdenkingskruis dat de ouders van Maarten daar hebben geplaatst om – zo stel ik me voor – Maarten’s bestaan te markeren. Indrukwekkend was dat, pijnlijk en rauw. Op deze manier een kind verliezen, zonder afscheid, zonder einde moet hels zijn. En zonder ‘schuldigen’, op wie je je verdriet, pijn en woede soms kunt afreageren. Het is onverdraaglijk en keihard.

Elke dag ‘verliezen’ ouders een of meer kinderen. Gelukkig vaak niet zo genadeloos als in het geval van Maarten. Ik heb het hier niet over ouders die hun kind verliezen als gevolg van een ziekte, misdrijf of fataal ongeluk. Vaak is het verlies waar ik het over heb zelfs te vermijden. Verlies als gevolg van een scheiding tussen ouders. Ouders tussen wie het conflict zo hoog is opgelopen waardoor ze bereid zijn zich – overdrachtelijk – samen in de afgrond te storten om de ander maar geen strobreed toe te hoeven geven. Deze ouders worden zo verteerd door hun eigen strijd dat ze zich niet realiseren dat ze in hun strijd hun kinderen dreigen te verliezen. Aan de andere ouder bijvoorbeeld. Of omdat zo’n strijd op enig moment onherroepelijk tot een verwijdering tussen ouders en kind leidt. Of aan de kinderbescherming die maatregelen neemt omdat ze de omgeving van het kind niet meer voldoende veilig achten. Al hun energie steken ze in het kapot maken van de ander en daarbij lijken alle middelen geoorloofd. Variërend van valse beschuldigingen tot bedreiging. Ouders geloven zelfs vaak dat ze deze strijd voeren in het belang van hun kind(eren). En dat tot aan de mediationtafel toe. Vervolgens hopen of verwachten cliënten dat jij ze gaat helpen bij hun strijd. En dat is een misverstand.

Mensen die zo in de ‘strijdstand’ staan, waarbij elke woord, ja elke zucht of blik door beiden wordt gebruikt om elkaar nog slechter te laten lijken, daar is geen kruid tegen gewassen. En ik ben als mediator niet bereid me voor het karretje van zulke ouders te laten spannen. Natuurlijk heb ik begrip voor de pijn en het verdriet dat gepaard gaan met een scheiding. En natuurlijk moet er ook ruimte zijn voor conflict. Sterker nog, dat is gezond en normaal. Soms zijn er een paar gesprekken nodig om tot een aanvaardbaar niveau van ‘met elkaar in gesprek zijn’ te komen. Dan is het mijn taak als mediator om de onderlinge communicatie ter sprake te brengen en met cliënten te onderzoeken waar het mis gaat. Maar op het moment dat er geen ruimte blijkt voor respect, reflectie en de bereidheid om naar een ander te luisteren, dan eindigt daar voor mij de mediation. 

Dat klinkt ‘flink’ en tegelijkertijd ervaar ik op dat soort momenten ook een gevoel van verlies. Omdat je aan jezelf moet bekennen dat jouw hulp niet genoeg is geweest. En in de wetenschap dat er kinderen zijn die klem zitten in dit conflict, wat ik niet heb weten vlot te trekken. En dat dit – uiteindelijk – waarschijnlijk nog meer verliezers zal opleveren.

Gelukkig gaat het veel vaker goed en dan ervaar ik een intense voldoening als cliënten zelf in beweging komen en bereid blijken om – in het belang van de kinderen – de eerste stap te zetten en de ander tegemoet komen. Vaak is dat het begin van voor alle betrokkenen aanvaardbare of zelfs prima afspraken met de kinderen als middelpunt.